© E.H.Shepard

👉 Wat zie jij in het plaatje?

Poeh werd die ochtend wakker en kon, om redenen die hij niet helemaal begreep, de tranen niet stoppen. Hij zat daar in bed, zijn lijfje beefde, en hij huilde, en huilde, en huilde.

Te midden van zijn snikken ging de telefoon.

Het was Knorretje.

Knorretje, zei Poeh tussen het snikken door, als antwoord op de vriendelijke vraag van zijn vriend hoe het met hem ging. Ik voel me gewoon zo ongelukkig. Zo ongelukkig, alsof ik misschien nooit meer gelukkig zal zijn. En ik weet dat ik me niet zo zou moeten voelen, maar toch. Ik weet dat er zoveel mensen zijn die het erger hebben dan ik. Dus heb ik echt niet het recht om te huilen, met mijn mooie huis, met mijn mooie tuin en de mooie bossen om me heen. Maar Knorretje: ik ben gewoon ZO ongelukkig.

Knorretje zweeg een tijdje, terwijl Poeh’s haveloze snikken de ruimte tussen hen vulde. Toen het snikken in huilen veranderde, zei hij vriendelijk: ‘Weet je Poeh, het is geen wedstrijd.’

“Wat is geen wedstrijd?” vroeg een hevig verward klinkende Poeh.

‘Ongelukkig, Angst en Verdriet,’ zei Knorretje. “Het is een fout die we vaak maken. Om te denken dat er mensen zijn die nog slechter af zijn dan wij, dat op de een of andere manier het rechtvaardigt maakt hoe we ons moeten voelen. Maar dat is niet waar. Je hebt net evenveel recht om je ongelukkig te voelen, net zoals de andere wezens.

Weet je Poeh, dit is toch echt het belangrijkste: Je hebt net zoveel recht op de hulp die je nodig hebt, net zoals die andere wezens.

“Hulp? Welke hulp?” vroeg Poeh. ‘Ik heb echt geen hulp nodig, Knorretje.

Poeh en Knorretje praatten lange tijd, en Knorretje stelde Poeh een paar wezens voor, die hij misschien zou kunnen bellen om mee te praten, want als je je ongelukkig voelt, is een van de belangrijkste dingen om niet mee te gaan in die negatieve gedachten. Maar in plaats daarvan om ervoor te zorgen dat je iemand hebt die je kan helpen, die met je kan bespreken hoe het ongelukkig zijn je doet voelen. Welke zaken je kan doen om je daarbij te laten ondersteunen.

Bovendien herinnerde Knorretje Poeh eraan dat deze steun ervoor alle wezens is. Maar ook dat er geen minimum niveau van Ongelukkig voelen is om in aanmerking te komen, om met iemand te praten.

Uiteindelijk vroeg Knorretje Poeh om zijn raam te openen en naar de lucht te kijken, en Poeh wat hem gevraagd werd.

Zie je de lucht? Vroeg Knorretje aan zijn vriend.

Zie je de blauwe hemel, die gouden bol en die grote donzige wolk die eruitziet als een schaap dat een wortel eet?

Poeh keek, en hij kon inderdaad de blauwe hemel en de gouden bol zien maar ook de grote donzige wolk die leek op een schaap dat een wortel at.

Poeh, jij en ik, vervolgde Knorretje, we bevinden ons allebei onder diezelfde hemel.

Dus wanneer je je ver ongelukkig voelt, wil ik dat je naar die lucht kijkt.

Weet dat, hoe ver we ook fysiek van elkaar verwijderd zijn, we zijn altijd samen. Misschien wel meer samen dan ooit tevoren.

Denk je dat er ooit een einde zal komen aan deze periode?’ vroeg Poeh zachtjes.

Ja, ook dit gaat weer voorbij, zei Knorretje.

Ik beloof je dat jij en ik op een dag weer bij elkaar zullen zitten, dichtbij genoeg om elkaar aan te raken onder de blauwe lucht.

We hebben allemaal een Knorretje nodig in ons leven!